Eik

Bomen en struiken zijn nuttige elementen in het landschap. Vogels vinden er nestruimte en voedsel in de vorm van bessen, insecten komen af op de bloesem en kleine zoogdieren schuilen er. Ook voor de mens zijn er voordelen. Een boom zorgt voor schaduw en van sommige struiken kunnen ook wij eten. En wat dacht je van een notenboom? Natuurlijk zorgen die voor noten. Maar – veel belangrijker – ze houden muggen en vliegen weg. Vroeger stond op ieder boerenerf een notenboom. Toch is de meest voorkomende notenboom in Nederland geen inheemse soort. Er zijn ongetwijfeld vogels die profiteren, maar de Okkernoot – in de volksmond ook wel walnoot – is door mensen naar Nederland gebracht. Hij komt hier van nature niet voor, waardoor er maar weinig Nederlandse diersoorten aan de boom zijn aangepast. Wil je dus een notenboom planten, kies dan voor een inheemse variant. 

Inheemse bomen en struiken

Bomen en struiken in Nederland

Inheemse planten komen van oorsprong voor in Nederland en bieden vogels, insecten en kleine zoogdieren de zogenaamde 3 V's: voedsel, veiligheid en plek om voort te planten. Door meer van deze bomen en struiken aan te planten, zorg je er dus ook voor dat diersoorten meer kansen hebben om voort te blijven bestaan. Hieronder gaan we in op bomen en struiken die daar het meest geschikt voor zijn.

Berk (betula pendula - ruwe berk of betula pubescens - zachte berk)

Een boomvormer met een ijle kroon. Zowel de ruwe als de zachte berk kunnen op (bijna) ieder grondtype groeien, al komt de ruwe variant van nature meer op droge, arme zandgronden voor en de zachte meer op venige, natte gronden. De berk heeft een snelle jeugdgroei, maar kan moeilijk concurreren met soorten die in de buurt groeien. Dit komt doordat de berk oppervlakkig wortels aanmaakt. Het is wel een soort die snoei goed verdraagt. Doe dit in de zomer of het najaar. 

Beuk (Fagus sylvatica)

Een boomvormer die te gebruiken is als laanboom of juist mooi om alleen neer te zetten. De beuk is minder geschikt voor gemengde beplanting. Deze boom groeit traag, maar wortelt diep en kan daardoor goed concurreren met andere soorten. Het groeit het beste op vochtige, leemhoudende zandgrond en kan slecht tegen hoog grondwater en droogte. De beuk is er ook in de vorm van een haag: de beukenhaag. Het verdraagt snoeien en knippen goed.


 

Gelderse roos (Viburnum opulus)

Een breed uitgroeiende struik die tot wel 4 meter hoog kan worden. De soort komt van nature voor in heggen en bosranden en groeit op allerlei grondsoorten. De bloei in mei/juni is opvallend door de grote, witte bloemschermen. Dit gebeurd alleen als de struik voldoende zonlicht krijgt. De struik vormt wortelopslag waardoor er vanuit de grond nieuwe takken ontstaan. Het verdraagt afzetten - snoeien tot heel laag bij de grond - goed. Mede daarom wordt deze soort veel gebruikt in randen van beplantingen, dan kun je er goed bij om te snoeien.

Gewone es (Fraxinus excelsior)

Boomvormer die zowel als solitair, als laanboom maar ook in gemengde beplantingen is te gebruiken (de bladerenkroon laat vrij veel licht door voor de onderbegroeiing). De es heeft vochtige, voedselrijke grond nodig, groeit in de eerste jaren vrij snel en op latere leeftijd langzaam. De boom kan gemakkelijk worden afgezet; uit afgezette bomen ontwikkelen zich forse, dichtbetakte essen-stoven; ook geschikt als knotboom. 


Gewone vlier (Sambucus nigra.)

Struikvormer die van nature groeit in heggen en bosranden op voedselrijke, zowel zware als lichte gronden (ook op zeer stikstofrijke plaatsen). Het is een snelle groeier met grote concurrentiekracht die afzetten goed verdraagt. Vlier kan veel schaduw verdragen en kan daardoor goed dienen als oeverbegroeiing in grotere beplantingen. De soort komt echter het meest tot zijn recht in randen van beplantingen of als alleenstaande uitgegroeide struik. In het volle licht kan vlier uitbundig bloeien met grote witte schermen. Zowel de bloesem als de zwarte bessen kunnen voor allerlei doeleinden worden gebruikt (jam, sap, wijn, etc.). Ook voor vogels en insecten is vlier een belangrijke voedselbron. De berg- of trosvlier (Sambucus racemosa) lijkt op de gewone vlier, maar wordt minder hoog, groeit op droge zandgronden en verdraagt nog meer schaduw. De bessen zijn rood in plaats van zwart.

Haagbeuk (Carpinus betulus)

Boomvormer die ook als struik (na één of meerdere malen afzetten) kan worden gebruikt. Net als de (gewone) beuk wordt ook de haag- beuk veel gebruikt in geschoren hagen. Groeit van nature op voed- selrijke, vochtige gronden, maar niet op venige bodems gron- den met een hoge grondwaterstand. De soort kan veel schaduw hebben, verdraagt afzetten en snoei goed, en is daarom heel geschikt voor gemengde beplantingen. Bovendien wordt deze vaak gebruikt als geschoren haag in plaats van gewone beuk (o.a. vanwege snellere groei).


Hazelaar (Corylus avellana)

Forse, veelstammige struik met een grote concurrentiekracht. De hazelnoot komt van nature voor in bossen en heggen op voedselrijke, vochtige gronden, maar niet op veen. Ook deze soort is heel geschikt voor gebruik in gemengde beplantingen, omdat hij schaduw en afzetten goed kan verdragen. Net als haagbeuk heeft hij een gunstige invloed op de strooiselvertering. De noten zijn in september/oktober rijp.

Hondsroos (Rosa canina)

Struik (bekend vanwege de ‘rozebottels’) met soms lange sliertige takken. Groeit van nature in heggen, bosranden, aan dijken en langs wegen. Deze roos vraagt een zonnige plek (geschikt als randbeplanting) en groeit slecht op natte en arme gronden. De struik groeit snel, heeft een grote concurrentiekracht en vormt worteluitlopers. Verwante soorten zijn eglantier (r. rubiginosa) en Duinroos (r. pimpinellifolia).


Kardinaalsmuts (Euonymus europaeus)

Tot 4 meter hoge struik die van nature op voedselrijke, vochtige en vooral kalkrijke gronden groeit. De soort is genoemd naar de vorm van de rode bessen, die overigens giftig zijn. De struik vormt wortel- opslag, verdraagt schaduw en afzetten, en is daardoor geschikt voor gebruik in gemengde beplantingen. De plant wordt veelvuldig aangevre- ten door de spinselmot. 

Kornoelje (rode) (Cornus sanguinea)

Veelstammige struik met rood aangelopen twijgen, die zowel op vrij droge als vrij vochtige gronden groeit, maar niet op arme- of veengronden. In juni/juli ver- schijnen geel-witte trosvormige bloemen, gevolgd door blauwzwarte bessen in het najaar. De struik groeit langzaam, maar heeft wel veel concurrentiekracht en vormt veel wortelopslag. Doordat de soort schaduw, snoeien en afzetten goed verdraagt, is deze geschikt voor dichte struweelbeplanting.


Krent (Amelanchier lamarckii)

Forse struik tot 5 m hoog, vooral opvallend door de trossen witte bloemen in april/mei en de fraaie blad- kleuren in de herfst. De eetbare bessen zijn vaak al in juni/juli rijp. Door het kunnen verdragen van schaduw, snoeien en afzetten, is de soort geschikt voor het verkrijgen van dichte randstruwelen.

Liguster (Ligustrum vulgare)

Groenblijvende, breed uitgroeiende struik, die in juni- juli bloeit met witte bloemen in dichte pluimen (drachtplant voor bijen). Liguster groeit tamelijk snel en kan goed tegen snoeien (geschoren hagen) en afzetten. Op schrale en natte gronden groeit hij minder goed De zwarte bessen zijn giftig (niet voor vogels) en het blad is giftig voor geiten.


Lijsterbes (Sorbus aucuparia)

Soms als ijle boom, maar meestal in struikvorm. Deze soort kan vrijwel overal goed groeien, bloeit met witte schermen en draagt in de herfst oranjerode bessen in trossen. Lijsterbes verdraagt schaduw en laat zich gemakkelijk afzetten. De soort kan daarom in allerlei beplantingen worden gebruikt.

Meidoorn (éénstijlige-) (Crataegus monogyna)

Voornamelijk als struik en sporadisch als boom die tot 8 m hoog kan worden. Meidoorn is vooral bekend van de uitgegroeide hagen op perceelsgrenzen (bijv. Maasheggen) en van bosranden. Opvallend zijn de witte bloesem in het voorjaar en de trossen rode bessen in het najaar. Hij groeit het beste op de wat zwaardere gronden en kan daarbij ook enige schaduw verdragen. Het is een vrij langzame groeier die zich gemakkelijk laat snoeien en afzetten beplantingen worden gebruikt. Meidoorn wordt ook gebruikt als geschoren haag. De soort wordt veel gebruikt als randbeplanting in kleinere beplantingen en in (wind)singels.


Sleedoorn (Prunus spinoza) 

Deze struikvormer komt van nature voor op de betere gronden langs rivieren en beken, vaak in combinatie met meidoorn. In tegenstelling tot de meidoorn bloeit deze al voordat het blad verschijnt. De tamelijk grote blauwe vruchten (kleine pruim) zijn zeer geliefd bij vogels en kunnen ook voor de inmaak worden gebruikt (na de vorst). De struik verdraagt weinig schaduw. Na afzetten lopen de stobben slecht uit, maar er vormt zich wel veel wortelopslag waardoor er een ondoordringbaar struweel kan ontstaan. De soort is dan ook vooral geschikt voor gebruik in randen van beplantingen.

Veldesdoorn (spaanse aak) (Acer campestre)

Soms als boom, maar meestal als struik. Van nature komt deze soort voor op kalkrijke gronden, maar qua grondsoort zijn er weinig eisen. In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, draagt hij geen doorns. De struik laat zich goed snoeien en afzetten (niet in het voorjaar i.v.m. bloeden!) en verdraagt redelijk veel schaduw. De soort is daarom goed te gebruiken in diverse typen beplantingen en bovendien is het een goede drachtplant voor bijen.


Vogelkers (inheemse- of troskers) (Prunus padus)

Deze komt meestal voor in struikvorm, maar kan ook uitgroeien tot boom. Vogelkers is weinig eisend, maar groeit het beste op vochtige, voedselrijke grond. Hij groeit tamelijk snel, verdraagt schaduw en laat zich gemakkelijk afzetten (liefst in het najaar). Vogelkers bloeit in april/mei met witte trossen en geeft zwarte bessen die geliefd zijn bij vogels. Als struik kan deze soort in beperkte hoeveelheden (snelle groei) in beplantingen worden gebruikt.

Vuilboom (sporkehout) (Rhamnus frangula)

Struik die van nature voorkomt in bossen en bosranden op (schrale) zand- en veengronden en die goed bestand is tegen zure en natte omstandigheden. De struik verdraagt schaduw en stoelt na afzetten gemakkelijk uit. Het is dan ook een veel gebruikte soort in diverse typen beplantingen. Daarnaast is het een belangrijke drachtplant voor bijen en daarboven ook voedselplant voor dagvlinders als Vuilboomblauwtje en Citroenvlinder. De bessen veroorzaken een sterk laxerende werking.


Wilg

salix sp. (diverse.soorten) Schietwilg (s.alba). Veel gebruikt als knotwilg; gevoelig voor watermerkziekte; 

Water- of boswilg (s.caprea) als enige wilgensoort ook op drogere gronden te gebruiken; wordt in beperkte mate (snelle groei) in gemengde beplantingen gebruikt; 

Grauwe wilg (s.cinerea): net als boswilg vanwege snelle groei in beperkte mate gebruikt in(wind)singels. 

Zoete kers (boskriek) (Prunus avium)

Boomvormer. Komt van nature voor in het oosten en zuiden van ons land, vooral op kalkhoudende, vruchtbare en vochtige gronden. Deze kers bloeit eerder dan de vogelkers. De zoete kers is een snelle groeier (vooral in jeugdstadium), verdraagt snoei goed, maar na afzetten loopt de stobbe moeilijk uit; wel vormt zich dan veel wortelopslag. In tegenstelling tot de vogelkers verdraagt de zoete kers weinig schaduw. Het is een goede drachtplant voor bijen. Drachtplanten leveren nectar en pollen.


Zomereik (Quercus robur)

Boomvormer die na afzetten gemakkelijk weer uitloopt (eikenhakhoutcultuur). De eik stelt weinig eisen aan de grond, maar groeit het best op een vochtige en leemhoudende bodem. Het is een trage groeier die in de eerste jaren na aan- plant gemakkelijk overwoekerd kan worden door andere, snelgroeiende soorten. De eik biedt aan zeer veel inheemse diersoorten een directe of indirecte voedselbron en nestgelegenheid.

Zwarte els (Alnus glutinosa)

Boomvormer die net als de eik na afzetten gemakkelijk weer uitloopt (elzenhakhout, elzenhagen). Deze els groeit vooral op vochtige tot zeer natte gronden. Het is een snelle groeier die ook enige schaduw verdraagt. Oude stobben zijn een rijke voedselbron voor insectenetende vogels. Het zaad (elzenproppen) is belangrijk stapelvoedsel voor overwinterende zaadetende vogels, vooral sijsjes. De Grauwe els komt voor op armere, droge gronden en laat zich minder goed afzetten.

 

P8112417
Groenloket Brabant
Vermeld naam, adres, vraag en evt. perceelnummer
Cookies

Brabants Landschap gebruikt cookies om bijvoorbeeld de website te verbeteren en te analyseren, voor social media en om ervoor te zorgen dat je relevante content te zien krijgt. Als je meer wil weten over deze cookies, raadpleeg onze Cookie policy. Bij akkoord op deze cookie policy geef je Brabants Landschap toestemming voor het gebruik van optimale cookies op onze website. Klik op “Instellingen aanpassen” om je voorkeuren te wijzigen. Als je meer wil weten over hoe wij omgaan met je persoonsgegevens, raadpleeg dan onze Privacyverklaring

Cookies accepteren Instellingen aanpassen